Vertalingen haïr FR>NL
[ˈaiʀ]1 détester ··· ou ···
···
haten - een hekel hebben aan
···
verfoeien - verafschuwen
'Il hait la violence.'
Hij verfoeit/verafschuwt geweld.
'Ils haïssent ce collègue.'
Ze hebben een hekel aan die collega.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `haïr`

Voorbeeldzinnen laden....