Vertalingen franchir FR>NL
[fʀɑ̃ʃiʀ]1 passer par-dessus ··· - gaan over
'Ils ont franchi le mur.'
Ze zijn over de muur geklommen.2 aller au-delà de ··· - overschrijden
'franchir la frontière'
de grens overschrijden/oversteken
'franchir la ligne d'arrivée'
over de eindstreep komen
'franchir la porte'
de drempel overschrijden / verder komen dan de deur3 traverser un espace - afleggen
'franchir une distance de 1000 kilomètres'
een afstand van 1000 kilometer afleggen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
franchir (ww.) | overschrijden (ww.) |
franchir | afronden ; zetten |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `franchir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: bondirFR: cabriolerFR: enjamberFR: escaladerFR: gambaderFR: omettreFR: outrepasserFR: parcourirFR: passerFR: rebondirUitdrukkingen en gezegdes
FR: franchir des difficultés
NL: moeilijkheden overwinnenFR: franchir le pas
NL: de beslissende stap doen