Vertalingen finir FR>NL
[finiʀ]1 terminer ··· - afmaken - beëindigen
'finir un travail'
werk afmaken
'finir sa vie tout seul'
zijn leven eenzaam eindigen
'Il a fini de parler.'
Hij is klaar met praten.2 en finir avec ···
trouver une solution à ··· - een eind maken aan iets
'Il faut en finir avec ces histoires.'
Het moet afgelopen zijn met dat gedoe.3 consommer complètement - opeten
'Finis ta soupe !'
Eet je soep op![finiʀ]1 se terminer - aflopen - eindigen
'Cette histoire finit bien.'
Die geschiedenis loopt goed af.
'Ce mot finit par un "t".'
Dit woord eindigt op een "t".2 finir par
arriver, réussir à
suivi d'un inf.
uiteindelijk doen
'Il finira par te pardonner.'
Hij zal het je uiteindelijk vergeven.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
finir (ww.) | uitspelen (ww.) ; opeten (ww.) ; opgebruiken (ww.) ; ophouden (ww.) ; opkrijgen (ww.) ; opmaken (ww.) ; opvreten (ww.) ; perfectioneren (ww.) ; regelen (ww.) ; stoppen (ww.) ; ten einde lopen (ww.) ; uitdrinken (ww.) ; uitkrijgen (ww.) ; uitraken (ww.) ; opdrinken (ww.) ; vergaan (ww.) ; verlopen (ww.) ; verstrijken (ww.) ; vervallen (ww.) ; vervolledigen (ww.) ; vervolmaken (ww.) ; volbrengen (ww.) ; volledig maken (ww.) ; volmaken (ww.) ; voltooien (ww.) ; voor elkaar krijgen (ww.) ; voorbijgaan (ww.) ; vreten (ww.) ; eten (ww.) ; afkrijgen (ww.) ; aflopen (ww.) ; aflopen met (ww.) ; afmaken (ww.) ; afronden (ww.) ; afsluiten (ww.) ; afwerken (ww.) ; beëindigen (ww.) ; beslissen (ww.) ; besluiten (ww.) ; completeren (ww.) ; een einde maken aan (ww.) ; eindigen (ww.) ; afdoen (ww.) ; fiksen (ww.) ; in orde maken (ww.) ; klaarkrijgen (ww.) ; klaarmaken (ww.) ; klaarspelen (ww.) ; klaren (ww.) ; laatste gedeelte afmaken (ww.) ; leegdrinken (ww.) ; leegeten (ww.) ; leeghalen (ww.) ; leegmaken (ww.) ; legen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `finir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: aboutirFR: acheverFR: cloreFR: compléterFR: conclureFR: consommerFR: couronnerFR: interrompreFR: paracheverFR: parfaireUitdrukkingen en gezegdes
FR: finir ses jours
NL: zijn laatste levensdagen slijten, stervenFR: finir un plat
NL: een gerecht opetenFR: finir un verre
NL: een glas leegdrinkenFR: il a fini par payer
NL: ten slotte heeft hij betaaldFR: il
finira mal
NL: het zal slecht met hem aflopenFR: finir en
NL: uitgaan op (ce mot finit en x)FR: en
finir, en
finir avec
NL: een eind maken aan