Vertalingen aboutir FR>NL
[abutiʀ]1 arriver à, mener à un lieu - uitkomen (op)
'Ce chemin aboutit dans une allée/à la rivière'
Deze weg komt uit op een laan/bij de rivier2 arriver à un résultat - uitlopen (op)
'aboutir à un accord'
tot een akkoord leiden
'Les négociations ont finalement abouti.'
De onderhandelingen zijn uiteindelijk geslaagd.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aboutir (ww.) | aflopen (ww.) ; grenzen (ww.) ; vergaan (ww.) ; verlopen (ww.) ; verstrijken (ww.) ; vervallen (ww.) ; voorbijgaan (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `aboutir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: se passer