Vertaal
Naar andere talen: • emporter > DEemporter > ENemporter > ES
Vertalingen emporter FR>NL
[ɑ̃pɔʀte]

1 prendre avec soi - meenemen

  'emporter un sac'
  een tas meenemen


2 enlever avec force - meesleuren

  'L'ouragan a tout emporté.'
  De orkaan heeft alles meegesleurd.


3   l'emporter sur
être supérieur, vaincre - het winnen van

  'l'emporter sur son adversaire'
  het winnen van zijn tegenstander

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
emporter (ww.) meesleuren (ww.) ; wegvoeren (ww.) ; wegslepen (ww.) ; wegsjouwen (ww.) ; wegnemen (ww.) ; weghalen (ww.) ; wegdragen (ww.) ; ophalen (ww.) ; meetronen (ww.) ; meetrekken (ww.) ; afhalen (ww.) ; meeslepen (ww.) ; meenemen (ww.) ; meedragen (ww.) ; legen (ww.) ; leegmaken (ww.) ; leeghalen (ww.) ; ledigen (ww.) ; afvoeren (ww.) ; afnemen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `emporter`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: emmener

Uitdrukkingen en gezegdes
FR: ce liquide emporte les taches NL: die vloeistof verwijdert vlekken
FR: ce remède emporte la fièvre NL: dat geneesmiddel verdrijft de koorts
FR: l'emporter sur NL: het winnen van, overtreffen