Vertalingen dimanche FR>NL
[dimɑ̃ʃ]1 dernier jour de la semaine - zondag
'On ira au parc dimanche.'
We gaan zondag naar het park.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
dimanche (m) | de zondag (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `dimanche`

Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
FR: air de
dimanche
NL: opgeruimd gezichtFR: dimanche gras
NL: laatste zondag voor de vastenFR: dimanche de Quasimodo
NL: eerste zondag na PasenFR: dimanche des Rameaux
NL: Palmzondag