Vertaal
Naar andere talen: • contrôler > DEcontrôler > ENcontrôler > ES
Vertalingen contrôler FR>NL
[kɔ̃tʀole]

1 vérifier - controleren

  'contrôler un passeport'
  een paspoort controleren


2 surveiller - toezicht houden op

  'contrôler son poids'
  op zijn gewicht letten

  'contrôler la vitesse'
  de snelheid in de gaten houden


3 pouvoir agir sur, diriger - beheersen

  'contrôler ses émotions'
  zijn emoties onder controle hebben

  'contrôler un pays'
  een land in zijn macht hebben

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
contrôler (ww.) zekerstellen (ww.) ; verifieren (ww.) ; overheersen (ww.) ; natrekken (ww.) ; leerstof beheersen (ww.) ; intomen (ww.) ; domineren (ww.) ; controleren (ww.) ; checken (ww.) ; beteugelen (ww.) ; besturen (ww.) ; beheersen (ww.)
contrôler uittesten ; bedienen ; toetsen ; reviseren ; proeven ; onderzoeken ; omlaag houden ; nazien ; keuren ; inspecteren ; controleren ; bewaken ; besturen ; bepalen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Diving dictionary; ICT-Woordenboek; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `contrôler`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: examiner
FR: inspecter
FR: investir
FR: marquer
FR: observer
FR: surveiller
FR: vérifier