Vertalingen bousiller FR>NL
bousiller (ww.) | omverhalen (ww.) ; verzieken (ww.) ; verprutsen (ww.) ; verpesten (ww.) ; verknoeien (ww.) ; verknallen (ww.) ; verklungelen (ww.) ; verbroddelen (ww.) ; uit elkaar halen (ww.) ; stuntelen (ww.) ; stukmaken (ww.) ; slopen (ww.) ; prutsen (ww.) ; afbreken (ww.) ; neerhalen (ww.) ; mollen (ww.) ; moeren (ww.) ; knutselen (ww.) ; knoeien (ww.) ; klunzen (ww.) ; klungelen (ww.) ; kapotmaken (ww.) ; fröbelen (ww.) ; breken (ww.) ; bederven (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `bousiller`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: mutiler