Vertalingen appliquer FR>NL
[aplike]1 mettre en pratique - toepassen
'appliquer de nouveaux tarifs'
nieuwe tarieven hanteren2 recouvrir de - aanbrengen
'appliquer une crème sur la peau'
een crème aanbrengen op de huid© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
appliquer (ww.) | bezigen (ww.) ; zetten (ww.) ; verstrekken (ww.) ; uitoefenen (ww.) ; toepassen (ww.) ; plaatsen (ww.) ; neerzetten (ww.) ; naleven (ww.) ; ingeven (ww.) ; iemand iets toedienen (ww.) ; hanteren (ww.) ; geven (ww.) ; gebruiken (ww.) ; gebruik maken van (ww.) ; binnen gieten (ww.) ; bijzetten (ww.) ; beoefenen (ww.) ; benutten (ww.) ; aanwenden (ww.) ; aangrijpen (ww.) |
appliquer | aanbrengen ; werken met ; voeren ; uitvoeren ; toevoeren ; opbrengen ; invoeren ; in acht nemen ; hebben ; gebruiken ; doen corresponderen ; afbeelden |
Bronnen: interglot; Trueterm; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.; A.M.T.S.
Voorbeeldzinnen met `appliquer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: adapterFR: administrerFR: apposerFR: appuyerFR: assenerFR: collerFR: dirigerFR: employerFR: étendreFR: exécuter