Vertalingen viser FR>NL
[vize]1 diriger précisément ··· vers un objectif - richten op
'viser ··· avec une arme'
op iemand richten met een wapen2 chercher à atteindre - op het oog hebben
'Il vise la place de vice-président.'
Hij ambieert de functie van vicepresident.3 être dirigé contre ··· ou ··· - betrekking hebben op
'Cette réflexion nous visait directement.'
Die opmerking ging ons direct aan.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
viser (ww.) | diepte loden (ww.) ; viseren (ww.) ; ten doel hebben (ww.) ; streven naar (ww.) ; streven (ww.) ; richten (ww.) ; mikken op (ww.) ; mikken (ww.) ; in een bep. richting plaatsen (ww.) ; ijveren (ww.) ; gericht werpen (ww.) ; doel beogen (ww.) ; beogen (ww.) ; bedoelen (ww.) ; aansturen op (ww.) ; aansturen (ww.) |
viser | aftekenen ; voorzien in ; viseren ; van een visum voorzien ; paraferen ; mikken ; gericht zijn tegen ; gericht zijn op |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `viser`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: ajusterFR: ambitionnerFR: apostillerFR: concernerFR: convoiterFR: intéresserFR: mirerFR: pointerFR: rêverFR: se proposerUitdrukkingen en gezegdes
FR: se sentir visé
NL: voelen dat men het mikpunt isFR: viser l'effet
NL: effect beogenFR: faire
viser un passeport
NL: een visum op een pas laten zetten