Vertalingen rabrouer FR>NL
rabrouer (ww.) | afbekken (ww.) ; afblaffen (ww.) ; afsnauwen (ww.) ; grauwen (ww.) ; snauwen (ww.) ; toebijten (ww.) ; toesnauwen (ww.) ; uitvallen tegen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `rabrouer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: engueulerFR: rudoyerFR: secouer