Vertaal
Naar andere talen: • parcourir > DEparcourir > ENparcourir > ES
Vertalingen parcourir FR>NL
[paʀkuʀiʀ]

1 traverser, se déplacer à l'intérieur de - doorlopen

  'parcourir le monde'
  de wereld doorkruisen


2 effectuer un trajet - afleggen

  'parcourir cinq cents kilomètres'
  vijfhonderd kilometer afleggen


3 lire, regarder rapidement - snel doorlezen

  'parcourir un texte'
  een tekst snel doorlezen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
parcourir (ww.) examineren (ww.) ; zwerven (ww.) ; trekken (ww.) ; schouwen (ww.) ; rondreizen (ww.) ; reizen door (ww.) ; reizen (ww.) ; meters maken (ww.) ; keuren (ww.) ; inzien (ww.) ; inspecteren (ww.) ; inkijken (ww.) ; doorvliegen (ww.) ; doorreizen (ww.) ; doorheen reizen (ww.) ; doorbladeren (ww.) ; controleren (ww.) ; bladeren (ww.) ; bereizen (ww.) ; afleggen (ww.)
parcourir bladeren in ; snel doorlezen ; doorlopen ; doorkruisen
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `parcourir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: compulser
FR: examiner
FR: explorer
FR: feuilleter
FR: franchir
FR: lire
FR: patrouiller
FR: sillonner
FR: traverser
FR: vagabonder