[nuvɛl]

1 information qu'on vient d'apprendre - bericht - nieuwtje

  'une bonne/mauvaise nouvelle'
  een goed/slecht bericht

  'J'ai une nouvelle à vous annoncer.'
  Ik heb een nieuwtje voor jullie.

2   les nouvelles
les informations transmises par les médias - het nieuws

3   des nouvelles
des informations, des renseignements récents sur ··· , ··· - nieuws

  'As-tu des nouvelles de lui ?'
  Heb je iets van hem gehoord?

4 court récit - novelle

  'un recueil de nouvelles'
  een novellebundel
© K Dictionaries Ltd.

nouvelle (v)	de aankondiging (v) ; de bekendmaking (v) ; het bericht ; het kort verhaal ; de mare ; nieuw ; het nieuwsbericht ; de novelle ; officieus bericht (znw.) ; vers
la nouvelle	nieuws
nouvelle	nieuwe

Bronnen: interglot; Wikipedia; Antiquarian Dictionary; ICT-Woordenboek; Omegawiki.org




FR: annoncé
FR: bruit
FR: dépêche
FR: écho
FR: événement
FR: fraîche
FR: inattendue
FR: inconnue
FR: inédite
FR: information

FR: nous avons eu de ses nouvelles NL: wij hebben bericht van hem gekregen
FR: vous aurez de mes nouvelles! NL: wij spreken elkaar nog wel nader!
FR: point de nouvelles NL: bonnes nouvelles (spr.w), geen tijding, goede tijding
FR: demander, prendre des nouvelles de quelqu'un. NL: vragen hoe iemand het maakt
FR: nouvelles à  la main NL: korte anekdoten in een krant