Vertalingen inviter FR>NL
[ɛ̃vite]1 proposer à ··· de participer à événement - uitnodigen
'Elle l'a invité à sa soirée.'
Ze heeft hem voor haar feestje uitgenodigd.
'inviter ··· à dîner'
iemand voor het eten uitnodigen[ɛ̃vite]1 proposer à ··· de participer à événement - uitnodigen
'Elle l'a invité à sa soirée.'
Ze heeft hem voor haar feestje uitgenodigd.
'inviter ··· à dîner'
iemand voor het eten uitnodigen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
inviter (ww.) | aanroepen (ww.) ; aansporen (ww.) ; aanzetten (ww.) ; engageren (ww.) ; fuiven (ww.) ; inroepen (ww.) ; inviteren (ww.) ; noden (ww.) ; toeroepen (ww.) ; trakteren (ww.) ; uitnodigen (ww.) |
inviter | bezoeken ; verzoeken |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `inviter`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: appelerFR: attirerFR: convierFR: convoquerFR: embaucherFR: engagerFR: exciterFR: exhorterFR: inciterFR: prier