[gʀup]

1 ensemble de personnes ou de choses - groep

  'un groupe de musiciens'
  een groep musici

  'Ils travaillent en groupe.'
  Ze werken in groepsverband.

  'un groupe de mots'
  een woordgroep

2   groupe sanguin
catégorie déterminée par la composition du sang - bloedgroep

  'Quel est votre groupe sanguin ?'
  Wat is uw bloedgroep?
© K Dictionaries Ltd.

groupe (m)	de verzameling (v) ; de tros (m) ; het team ; de ploeg ; de partij (v) ; de groepering (v) ; groep mensen (znw.) ; de groep (v) ; het gezelschap ; de factie (v) ; de bos (m) ; aantal personen bijeen (znw.)
le groupe	het concern ; holding ; het groepje
groupe	bel ; werkgroep ; troep ; samen ; radicaal ; politieke fractie ; platenstel ; machinegroep ; landgroep ; kluster ; groep ; gegroepeerd ; functionele groep ; fractie ; concern

Bronnen: Wikipedia; interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; Diving dictionary




FR: affiliation
FR: alliance
FR: association
FR: attroupement
FR: camp
FR: cartel
FR: clan
FR: collectif
FR: collège
FR: comité