Vertalingen grignoter FR>NL
[gʀiɲɔte]1 manger par petites quantités - knabbelen
'grignoter entre les repas'
grazen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
grignoter (ww.) | kluiven (ww.) ; knabbelen (ww.) ; knagen (ww.) ; knauwen (ww.) ; oppeuzelen (ww.) ; opvreten (ww.) ; peuzelen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `grignoter`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: boufferFR: chipoterFR: corroderFR: désagrégerFR: économiserFR: éroderFR: gratterFR: mangerFR: ronger