Vertalingen détacher FR>NL
[detaʃe]1 libérer une chose, une personne attachée - losmaken
'détacher un animal'
een dier loslaten
'détacher sa ceinture'
zijn riem losmaken2 défaire ce qui sert à attacher - losmaken
'détacher un ruban'
een lint losmaken3 séparer ··· d'un ensemble - verwijderen (uit)
'détacher une feuille d'un carnet'
een blaadje uit een notitieboekje scheuren4 envoyer ··· effectuer ··· - detacheren
'détacher un fonctionnaire'
een ambtenaar detacheren[detaʃe]1 enlever les taches - ontvlekken
'détacher la moquette'
de vlekken uit de vloerbedekking halen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
détacher (ww.) | eruitstappen (ww.) ; uitzenden (ww.) ; tewerkstellen (ww.) ; splitsen (ww.) ; separeren (ww.) ; plukken (ww.) ; openbreken (ww.) ; ontbinden (ww.) ; loswerken (ww.) ; lossnijden (ww.) ; losslaan (ww.) ; losmaken (ww.) ; losknopen (ww.) ; detacheren (ww.) ; afsplitsen (ww.) ; afscheuren (ww.) ; afscheiden (ww.) ; afrukken (ww.) ; afplukken (ww.) ; afkoppelen (ww.) |
détacher | afslaan ; verwijderen ; tijdelijk overplaatsen ; detacheren ; aftikken |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `détacher`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: dégraisserFR: nettoyerFR: séparer