[ʃu]

1 sorte de légume - kool

  'du chou rouge'
  rodekool

  'des choux de Bruxelles'
  spruitjes

2 petit gâteau rond et creux - soes

  'un chou à la crème'
  een roomsoes
© K Dictionaries Ltd.

chou (m)	de dot ; het hartje ; de kool (m) ; het lekkertje ; het liefje ; het poepje ; het schatje ; schattig kind (znw.) ; het scheetje ; de snoezepoes (v) ; de soes (m) ; de troetel (m) ; het troeteltje
chou	bloemkoolachtigen ; kool ; sluitkool

Bronnen: interglot; Horecagids; Download IATE, European Union, 2017.




FR: favori

FR: chou blanc NL: poedel bij kegelen, mislukking
FR: choux de Bruxelles NL: spruitjes
FR: chou-fleur NL: bloemkool
FR: chou frisé NL: boerenkool
FR: chou de Milan NL: savooiekool
FR: chou-navet NL: koolraap
FR: aller planter ses choux NL: buiten stil gaan leven
FR: chou à  la crème NL: roomsoes