Vertalingen canaille FR>NL
canaille (v) | de schobbejak (m) ; de lul (m) ; het mispunt ; de naarling (m) ; picaro (znw.) ; het plebs ; de pleurislijder (m) ; pleurislijer (znw.) ; de ploert (m) ; de rakker (m) ; het rapaille ; de rekel (m) ; de rotzak (m) ; de schavuit (m) ; de schavuiten ; de schelm (m) ; de loeder (m) ; de schoelje (m) ; de schoft (m) ; het schorriemorrie ; de schurk (m) ; slechte drank (znw.) ; de smeerlap (m) ; de smiecht (m) ; smiek (znw.) ; de stinkerd (m) ; stuk ongeluk (znw.) ; het tuig ; het uitschot ; het uitvaagsel ; de vlegel (m) ; het gebroed ; de bengel (m) ; de bocht (m) ; boefjes (znw.) ; het broeden ; het canaille ; deugniet ; de deugnieten ; de eikel (m) ; de ellendeling (m) ; de etter (m) ; de etterbak (m) ; de fielt (m) ; het gajes ; het geboefte ; achterbaks persoon (znw.) ; de gemenerik (m) ; het gepeupel ; het gespuis ; het geteisem ; de gladakkers ; grauw (znw.) ; de guiten ; het hoerenjong ; de hond (m) ; de hondsvot ; de klier ; de klootzak (m) ; het kreng ; de kuttenkop (m) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `canaille`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: banditFR: brigandFR: chenapanFR: coquinFR: escrocFR: filouFR: forbanFR: friponFR: fripouilleFR: larron