Vertalingen cuisiner FR>NL
[kɥizine]1 préparer ce que l'on va manger - klaarmaken
'cuisiner un plat'
een gerecht klaarmaken
'Elle sait cuisiner.'
Ze kan goed koken.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
cuisiner (ww.) | eten bereiden (ww.) ; koken (ww.) ; kokkerellen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `cuisiner`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: accommoderFR: faire cuireFR: préparer