[kɔ̃takt]

1 fait de toucher ou de se toucher - contact - aanraking

  'au contact du froid'
  bij aanraking met kou

2 relation entre des personnes - contact - relatie

  'entrer en contact avec ··· '
  in contact treden met iemand

  prendre contact avec ···
   (= communiquer avec ··· ) - contact opnemen met iemand

3 ce qui permet de mettre le moteur en marche - contact

  ' mettre couper le contact'
   contact maken het contact verbreken
© K Dictionaries Ltd.

contact (m)	de aanraking (v) ; de voeling (v) ; de verbinding (v) ; de impact (m) ; de contactpersoon (m) ; het contact ; de connectie (v) ; de communicatie (v) ; de aansluiting (v) ; de aanslag (m)
le contact	het kontakt ; kennismaking
contact	contact ; tactie ; onderbrekerpunt ; kontakt ; contactstuk ; contactpen ; contacteren

Bronnen: interglot; Diving dictionary; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.; training.bova




FR: attouchement
FR: communication
FR: contiguïté
FR: couleur
FR: entrevue
FR: familiarité
FR: intimité
FR: jonction
FR: main
FR: mitoyenneté

FR: contact à  cheville NL: stopcontact
FR: point de contact NL: raakpunt (wiskunde), aanrakingspunt
FR: prendre le contact avec l'ennemi NL: voeling krijgen met de vijand
FR: contact de terre NL: aardleiding