Vertalingen augmenter FR>NL
[ɔgmɑ̃te]1 rendre plus grand, plus important - vermeerderen
'augmenter les salaires'
de salarissen verhogen2 rendre plus cher - duurder maken
'augmenter l'essence'
de benzine duurder maken3 donner un salaire plus important à - opslag geven aan
'augmenter un employé'
een werknemer opslag geven© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
augmenter (ww.) | toenemen (ww.) ; omhoogstijgen (ww.) ; opdraaien (ww.) ; opdrijven (ww.) ; ophogen (ww.) ; opschroeven (ww.) ; opvoeren (ww.) ; opzetten (ww.) ; rijzen (ww.) ; stijgen (ww.) ; talrijker maken (ww.) ; omhooggaan (ww.) ; uitbreiden (ww.) ; veel doen stijgen (ww.) ; vergroten (ww.) ; verhogen (ww.) ; vermeerderen (ww.) ; voortdrijven (ww.) ; voortjagen (ww.) ; wegjagen (ww.) ; zich vermeerderen (ww.) ; omhoogdraaien (ww.) ; aangroeien (ww.) ; aanvullen (ww.) ; aanwassen (ww.) ; aanwinnen (ww.) ; aanzwellen (ww.) ; aanzwiepen (ww.) ; de hoogte ingaan (ww.) ; gedijen (ww.) ; groeien (ww.) ; groter worden (ww.) ; hoger draaien (ww.) ; hoger maken (ww.) ; omhoog komen (ww.) ; omhoog rijzen (ww.) |
augmenter | doen stijgen ; verbreden ; optrekken ; meerderen ; groter maken ; doen toenemen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek; A.M.T.S.; Omegawiki.org
Voorbeeldzinnen met `augmenter`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: accroîtreFR: multiplier