Vertalingen vanidad ES>NL
la vanidad
zelfst.naamw.
1) cualidad de la persona que tiene orgullo propio y afán de ser admirado excesivos -
ijdelheid | La actriz armaba alboroto para salir en las revistas por pura vanidad. - De actrice schopte herrie om uit pure ijdelheid in de tijdschriften te verschijnen. |
2) dicho o hecho que demuestra esta cualidad -
verwaandheid | Algunos consideraron una vanidad que leyera al público su currículo. - Sommigen beschouwden het als een zelfingenomenheid dat hij zijn curriculum aan het publiek voorlas. |
3) cualidad de lo que no tiene contenido, utilidad o justificación -
zinloosheid | Los programas sensacionalistas son pura vanidad. - De sensatieprogramma´s zijn pure onzin. |
4) cosa que carece de valor moral y solo sirve para ostentar -
vertoon | Se alejó de las vanidades del mundo del espectáculo. - Hij verwijderde zich van het vertoon van de showwereld. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| la vanidad (v) | de arrogantie (v) ; de eigendunk (m) ; de eigenwaan (m) ; de hooghartigheid (v) ; hoogmoed ; de ijdelheid (v) ; de ijdeltuiterij (v) ; de pretentie (v) ; de verwaandheid (v) ; de wuftheid (v) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `vanidad`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: aire de importanciaES: altaneríaES: altivezES: amor propioES: arroganciaES: autosuficienciaES: confianzaES: coqueteoES: coqueteríaES: desdén
