Vertalingen confianza ES>NL
la confianza
zelfst.naamw.
1) seguridad que se tiene de algo o alguien -
vertrouwen La confianza que tengo en ese hombre es ciega. - Het vertrouwen dat ik in deze man heb is blind. |
2) creencia que una persona tiene sobre sí misma -
vertrouwen Tengo confianza en superar la prueba. - Ik heb er vertrouwen in dat ik de proef doorsta. |
3) cordialidad o familiaridad en el trato -
openhartigheid Hablamos con mucha confianza. - We hebben met veel openhartigheid gesproken. |
4) decisión para obrar o decir algo -
openheid Dilo con confianza. - Vertel het hem in alle openheid. |
de confianza (=dicho de una persona con quien se tiene un trato familiar) - betrouwbaar
Habla tranquilo, es un hombre de confianza. - Praat maar rustig, het is een betrouwbare man.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
la confianza (v) | de confidentie (v) ; de fiducie (v) ; het geloof ; de gemoedsrust ; de gerustheid (v) ; de rust ; de sereniteit (v) ; het vertrouwen |
confianza | betrouwbaarheid ; de veiligheid (v) |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `confianza`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: altivezES: amistadES: amistad íntimaES: amor propioES: arroganciaES: calmaES: candidezES: confesiónES: confidenciaES: confortabilidad