Vertaal
Naar andere talen: • trasplantar > DEtrasplantar > ENtrasplantar > FR
Vertalingen trasplantar ES>NL

I trasplantar

werkw.
Uitspraak:  [tɾasplan'taɾ]

sacar una planta de la tierra en que está para plantarla en otro lugar - verplanten
Trasplantó un arbusto. - Hij heeft een struik verplant.


II trasplantar

werkw.

1) suplantar un tejido u órgano enfermo por otro sano mediante una operación medisch - transplanteren
Le trasplantaron un riñón. - Ze hebben hem een nier getransplanteerd.

2) asentar a una persona en un país distinto del que habita - (doen) verhuizen
Trasplantó a toda su familia por cuestiones de trabajo. - Hij heeft zijn hele gezin verhuisd vanwege het werk.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
trasplantar (ww.) overplanten (ww.) ; transplanteren (ww.) ; verpotten (ww.)
trasplantar overplanten ; pikeren ; verplanten ; verspenen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `trasplantar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: cambiar de tiesto
ES: replantar