Vertalingen racha ES>NL
la racha
zelfst.naamw.
1) período breve de suerte o desgracia -
opwelling tener una mala racha - een moeilijke periode doormaken |
2) corriente de viento fuerte y de poca duración -
windvlaag una racha fresca - een frisse windvlaag |
3) gran afluencia circunstancial de algo -
hoop Esta semana tengo una racha de exámenes. - Deze week heb ik een hoop examens. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
la racha (v) | de aanval (m) ; de bevlieging (v) ; de opwelling (v) ; de valwind (m) ; de vlaag |
racha | golf ; windstoot ; windvlaag |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `racha`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: antojoES: arrebatoES: ataqueES: chubascoES: racha de vientoES: ráfagaES: ventiscaES: ventoleraES: viento descendente