Vertaal
Naar andere talen: • poder > DEpoder > ENpoder > FR
Vertalingen poder ES>NL

I poder

werkw.
Uitspraak:  [po'ðeɾ]

1) tener capacidad o facultad de hacer algo - in staat zijn
Si entreno todo el año, podré correr una maratón. - Als ik het hele jaar train zal ik een marathon kunnen rennen.

2) estar una persona en condiciones de hacer algo - kunnen
No puedo decirte en qué gasté el dinero, es una sorpresa. - Ik kan je niet zeggen waar ik het geld aan heb uitgegeven, het is een verrassing.

3) tener autorización para hacer algo - mogen
¿Puedo fumar en este vagón? - Mag ik in dit rijtuig roken?

4) expresa queja o reproche - kunnen
Podrías avisar si vas a llegar tarde a casa. - Zou je kunnen laten weten als je laat thuis komt.

5) causar irritación a una persona - verdragen
Nadie puede con sus caprichos. - Niemand verdraagt zijn kuren.


II poder

werkw.

1) tener una o más opciones para la realización de una acción - kunnen
Puedes tomar un taxi o venir caminando porque estás realmente cerca de casa. - Je kunt een taxi nemen of komen lopen want je bent werkelijk dichtbij huis.

2) tener capacidad para derrotar a otra persona - verslaan
El otro boxeador me pudo. - De andere bokser heeft me verslagen.


III poder

werkw.

1) tener capacidad para dominar una situación - aankunnen
El maleante gritó que podía con todos los policías. - De crimineel schreeuwde dat hij alle politieagenten aan zou kunnen.

2) ser capaz de soportar a una persona o cosa - volhouden
No puedo con este trabajo. - Ik houd dit werk niet vol.


IV poder

werkw.

ser posible que ocurra lo que se exprese - mogelijk zijn
Puede que mañana amanezca nublado. - Het is mogelijk dat het morgenvroeg bewolkt is.
uitdrukking a más no poder
uitdrukking no poder ver
uitdrukking no poder más
uitdrukking ¿se puede?


V el poder

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [po'ðeɾ]

1) facultad y autoridad para mandar, dominar o influir sobre otros - macht , bevoegdheid
cometer abusos de poder - machtsmisbruik begaan
uitdrukking poderes públicos

2) posesión del mando de un país - gezag
Los republicanos llegaron al poder las elecciones pasadas. - De republikeinen zijn bij de vorige verkiezingen aan de macht gekomen.

3) cada una de las funciones de gobierno de un país - macht
El poder judicial regula las actividades del poder ejecutivo y el legislativo. - De rechterlijke macht reguleert de activiteiten van de uitvoerende en de wetgevende macht.
uitdrukking cuarto poder

4) facultad que da alguien a otro para su representación - volmacht
firmar un poder legal - een wettelijke volmacht ondertekenen

5) capacidad de una persona de actuar o hacer algo de una manera determinada - vermogen
Es un líder nato, tiene gran poder de decisión e iniciativa. - Hij is een geboren leider, hij heeft een groot vermogen voor besluiten en initiatieven.

6) fuerza que tiene una cosa para producir un resultado - invloed
Tus chantajes no tienen ningún poder sobre mí. - Jouw chantage heeft geen enkele invloed op mij.

7) tenencia de una cosa - bezit
La casa ha quedado bajo mi poder. - Het huis is in mijn bezit gekomen.
uitdrukking poder adquisitivo


el poderes

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [po'ðeɾes]

facultad de una persona o cosa para conseguir cosas a través de la magia - krachten
El mago y la bruja midieron sus poderes en la cima del monte. - De tovenaar en de heks hebben hun krachten op de top van de berg gemeten.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
poder (znw.)het gezag ; de volmacht ; de vergunning (v) ; de toestemming (v) ; de regering (v) ; de procuratie (v) ; het mandaat ; de machtiging (v) ; de licentie (v) ; de lastgeving (v) ; de lastbrief (m) ; de kracht ; het kabinet ; de heerschappij (v) ; het gouvernement ; het fiat ; de capaciteit (v) ; de autoriteit (v) ; de autorisatie (v)
poder (ww.) vermogen (ww.) ; mogen (ww.) ; machtigingsformulier (ww.) ; kunnen (ww.) ; iets mogen (ww.) ; geven van volmacht (ww.)
el poder (m) de macht (v)
poder lastgeving ; volmacht ; opdracht
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `poder`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: administración
ES: alacena
ES: albedrío
ES: aprobación
ES: aquiescencia
ES: armario de gabinete
ES: asentimiento
ES: autoridad
ES: autoridad suprema
ES: autorización