Vertaal
Vertalingen insignificancia ES>NL

la insignificancia

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [insignifi'kanɑuja]

1) falta de importancia, utilidad o valor - onbeduidendheid
La insignificancia de su propuesta demuestra su ineptitud. - De onbeduidendheid van zijn voorstel toont zijn onbekwaamheid aan.

2) dicho o hecho de poco valor - kleinigheid
Tu problema es una insignificancia. - Jouw probleem is een kleinigheid.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
la insignificancia (v) het niemendalletje ; het wissewasje ; de stompzinnigheid (v) ; de stomheid (v) ; de simpelheid (v) ; de peulenschil ; de onwetendheid (v) ; de onnozelheid (v) ; de onbenulligheid (v) ; onbelangrijk iets (znw.) ; de nietigheid (v) ; niet geldig zijn (znw.) ; de bagatel ; de naïviteit (v) ; de naïveteit (v) ; kouwe drukte (znw.) ; de kleinigheid (v) ; de kinderlijkheid (v) ; de geesteloosheid (v) ; de futiliteit (v) ; de drukte (v) ; doofstomheid (znw.) ; het dingetje ; het beetje
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `insignificancia`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: bagatela
ES: bicoca
ES: bledo
ES: bobada
ES: comino
ES: cosa pequeña
ES: cosita
ES: estupidez
ES: friolera
ES: frivolidad