Vertalingen flecha ES>NL
la flecha
zelfst.naamw.
1) proyectil en forma de vara con punta afilada disparada con un arco -
pijl | La flecha dio en el blanco. - De pijl schoot raak. |
2) signo con esta forma que sirve para indicar un camino o dirección -
wegwijzer | seguir la flecha - de wegwijzer volgen |
3) remate en punta de algunas iglesias o edificios architectuur -
spits | El campanil de la iglesia termina en flecha. - De klok van de kerk eindigt in een spits. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| la flecha (v) | de bliksem (m) ; de bliksemflits (m) ; de bliksemschicht (m) ; de bliksemslag (m) ; de flits (m) ; de pijl (m) ; de schicht (m) ; snel beeld (znw.) |
| flecha | doorbuiging ; doorbuiging van de rupsband ; doorhang ; doorzakking ; pijl ; pijlstelling ; richtingpijl ; vervorming |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `flecha`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: balaES: bombaES: centelleoES: coheteES: cuerpo arrojadizoES: dardoES: destelloES: diabloES: flashES: granada
