1. MWB
  2. Vertalen
  3. feliz (ES>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • feliz > DE • feliz > EN • feliz > FR
Vertalingen feliz ES>NL

feliz

bijv.naamw.
Uitspraak:  [fe'liɑu]

1) que se siente satisfecho de manera plena - gelukkig
hombre feliz - gelukkige man

2) que implica felicidad - gelukkig
Recuerdo mi infancia como un periodo feliz. - Ik herinner mijn kindertijd als een gelukkige periode.

3) que es oportuno o es el momento justo - gelukkig
feliz coincidencia - gelukkige samenloop

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
feliz gelukkig ; voorspoedig ; voldaan ; vergenoegd ; verblijdend ; tevreden ; heuglijk ; heugelijk ; gelukkig gestemd ; geluk genietend ; dolgelukkig ; blij ; vrolijk ; uitgelaten ; opgetogen ; monter ; goedgezind
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `feliz`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: afortunadamente
ES: afortunado
ES: agradable
ES: alegre
ES: contento
ES: de buen humor
ES: dichoso
ES: gratificante
ES: grato
ES: memorable