Vertaal
Naar andere talen: • fechar > DEfechar > ENfechar > FR
Vertalingen fechar ES>NL

fechar

werkw.
Uitspraak:  [fe'tʃaɾ]

1) poner la fecha a un escrito - dagtekenen
Los alumnos fecharon la prueba. - De leerlingen hebben de datum op het examen gezet.

2) determinar el momento de algún evento - de dag vastleggen
Los novios fecharon la boda. - De verloofden hebben hun bruiloft vastgelegd.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
fechar (ww.) dagtekenen (ww.) ; dateren (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `fechar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: datar