Vertalingen elocuencia ES>NL
la elocuencia
zelfst.naamw.
1) facultad de hablar con fluidez, propiedad y de manera efectiva -
welsprekendheid Su discurso fue una demostración de elocuencia. - Zijn toespraak was een demonstratie van welsprekendheid. |
2) fuerza expresiva para convencer que tienen en sí mismos los signos -
veelsprekendheid La imagen, llena de elocuencia, hablaba por sí misma. - Het beeld dat zeer veelsprekend was sprak voor zichzelf. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
la elocuencia (v) | fijnbespraaktheid (znw.) ; de welbespraaktheid (v) ; de welsprekendheid (v) ; de zeggingskracht |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `elocuencia`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: facilidad de palabraES: modo de hablar