Vertaal
Naar andere talen: • ejercicio > DEejercicio > ENejercicio > FR
Vertalingen ejercicio ES>NL

el ejercicio

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [exeɾ'ɑuiɑujo]

1) práctica que sirve para el aprendizaje de una disciplina - opgave
hacer ejercicios de gramática - wiskundeopgaven maken

2) actividad física que se hace para conservar o recuperar la salud - lichaamsbeweging
El médico me recomendó hacer ejercicio. - De arts heeft me aangeraden om aan lichaamsbeweging te doen.

3) prueba que ha de pasar una persona que se examina - proef
El examen estaba compuesto de ejercicios de opción múltiple. - Het examen was samengesteld uit meerkeuzetoetsen.

4) realización de las actividades propias de una profesión - uitoefening
Lo procesaron por ejercicio ilegal de la medicina. - Hij is veroordeeld vanwege de onbevoegde uitoefening van de geneeskunde.
uitdrukking en ejercicio

5) uso de un derecho o privilegio - gebruikmaking
La prensa hace un ejercicio indebido de la libertad de opinión. - De pers maakt onrechtmatig gebruik van de vrijheid van meningsuiting.

6) periodo en el cual rige para una empresa o sociedad un presupuesto - boekjaar
Al cierre del ejercicio realizamos un balance. - Bij de afsluiting van het boekjaar maken we een balans op.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
el ejercicio (m) de beweging (v) ; het gebaar ; leeroefening (znw.) ; de lichaamsbeweging (v) ; de oefening (v) ; oefenstuk (znw.) ; de opgave ; sloepenrol (znw.) ; de studie (v) ; vaardigheidsoefening (znw.)
ejercicio begrotingsjaar ; exercise ; uitoefenen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `ejercicio`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: adiestramiento
ES: calistenia
ES: cargo
ES: conducta
ES: cuestión
ES: deporte
ES: desempeño
ES: dificultad
ES: dilema
ES: ejecución