Vertalingen constar ES>NL
constar
werkw.
1) acreditar un hecho o suceso como verdadero -
zeker weten Me consta que ella no es la responsable. - Ik weet zeker dat zij niet de verwantwoordelijke persoon is. |
2) quedar algo registrado -
vaststaan Constan los invitados de esta noche en la lista. - De genodigden van vanavond staan vast op de lijst. |
3) estar algo compuesto por determinadas partes -
bestaan La casa consta de cinco habitaciones. - Het huis bestaat uit vijf kamers. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
constar (ww.) | boven alle twijfel verheven zijn (ww.) ; vaststaan (ww.) ; zeker zijn (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `constar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: evidenciar