Vertalingen apacible ES>NL
apacible
bijv.naamw.
1) agradable, sereno y tranquilo -
rustig | Pasaron las vacaciones en un lugar apacible. - Ze brachten hun vakantie door in een rustige plaats. |
2) agradable, despejado y estable -
kalm | Durmieron afuera porque la noche era apacible. - Ze sliepen buiten want de nacht was kalm. |
3) amable, tranquila y pacífica -
vredig | Era un matrimonio apacible y feliz. - Het was een vredig en gelukkig huwelijk. |
4) que caracteriza a las personas tranquilas -
zachtaardig | carácter apacible - zachtaardig karakter |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| apacible | bedaard ; gedeisd ; gelijkmoedig ; kalm ; kalmpjes ; onbewogen ; rustig ; sereen ; stil ; vredig ; vreedzaam |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `apacible`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: afableES: afectuosoES: agradableES: amableES: amigableES: amistosoES: amorosoES: calmoES: complacienteES: cordial
