Vertalingen angustiar ES>NL
I angustiar
werkw.
afligir, causar temor e intranquilidad a alguien -
beklemmen El problema angustió a los trabajadores. - Het probleem beklemde de arbeiders. |
II angustiarse
werkw.
sentir temor, intranquilidad -
angstig worden Se angustió porque no tenía noticias de su hijo. - Ze werd angstig omdat ze geen nieuws had van haar zoon. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
angustiar (ww.) | alarmeren (ww.) ; beangstigen (ww.) ; beklemmen (ww.) ; benauwen (ww.) ; ongerust maken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `angustiar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acosarES: afligirES: alarmarES: asolarES: atemorizarES: atormentarES: azotarES: darse miedoES: escocerES: inquietar