Vertaal
Naar andere talen: • viaje > DEviaje > ENviaje > FR
Vertalingen viaje ES>NL

el viaje

zelfst.naamw.
Uitspraak:  ['bjaxe]

1) acción de trasladarse de un lugar a otro por cualquier medio de locomoción - reis
Para las fiestas se fue de viaje a Brasil. - Met de feestdagen is hij naar Brazilië op reis geweest.
uitdrukking último viaje

2) recorrido que se realiza para ir de un lugar a otro - reis
Hizo un viaje de seis horas en automóvil. - Hij heeft een reis van zes uur met de auto gemaakt.

3) cantidad de una cosa que se transporta de una sola vez - rit
Movió sus pertenencias a la casa nueva en dos viajes. - Hij heeft zijn bezittingen in twee ritten naar het nieuwe huis verhuisd.

4) estado que produce el uso de drogas alucinógenas - trip
un viaje alucinógeno - een hallucinerende trip

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
el viaje (m) de dagtocht (m) ; de excursie (v) ; de expeditie (v) ; de mars ; de reis (v) ; de tocht (m) ; het tochtje ; de trektocht (m) ; de trip (m) ; het uitje ; de uitstapje (m)
viaje reis ; rit ; trip ; verplaatsing
Bronnen: interglot; cibg.be; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `viaje`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: arte
ES: caminata
ES: escapada
ES: etapa
ES: excursión
ES: expedición
ES: gira
ES: jira
ES: merienda campestre
ES: merienda en el campo