Vertalingen techo ES>NL
el techo
zelfst.naamw.
1) cubierta de una construcción o de cualquiera de sus estancias -
dak La cabaña tiene techo de madera. - De hut heeft een houten dak. |
2) parte interior de esta cubierta -
plafond Pintó el techo de la sala de blanco y las paredes de un verde muy tenue. - Hij heeft het plafond van de woonkamer wit geschilderd en de muren heel lichtgroen. |
3) cubierta plana -
dak El techo del automóvil está forrado con una fina alfombra. - Het dak van de auto is bekleed met een fijn tapijt. |
4) casa donde habita una persona -
huis compartir el techo - het huis delen |
5) límite máximo que puede alcanzar un asunto -
plafond La inflación llegó a su techo. - De inflatie heeft zijn plafond bereikt. |
sin techo (=persona que duerme en las calles porque no tiene vivienda propia) - dakloos
un albergue para los sin techo - een opvanghuis voor daklozen
|
tocar techo (=llegar al límite máximo que se puede alcanzar) - op het hoogtepunt zitten
Tocó techo en sus aspiraciones profesionales. - Hij zat op het hoogtepunt van zijn beroepsambitie.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
el techo (m) | hoogtegrens (znw.) ; de overdekking (v) ; het plafond ; stormdak (znw.) ; de zoldering (v) |
el techo | het dak |
techo | dak ; onderzijde van een dek ; plafond ; schuifdak ; zoldering |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `techo`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: cobertizoES: cubiertaES: cúpulaES: marquesinaES: techumbreES: tejadoES: toldo