Uitspraak: | [o] |
bueno o malo - goed of slecht |
¿Vendrás o no con nosotros? - Kom je wel of niet met ons mee? |
El capataz o jefe de la hacienda. - De opzichter of baas van het landgoed. |
Llegaron 20 o 30 personas. - Er kwamen ongeveer 20 tot 30 personen aan. |