Vertaal
Naar andere talen: • conocer > DEconocer > ENconocer > FR
Vertalingen conocer ES>NL

conocer

werkw.
Uitspraak:  [kono'ɑueɾi]

1) averiguar por medio del intelecto las cualidades y los hechos de las personas y las cosas - leren kennen
Para hacer mi investigación tuve que conocer el pueblo. - Om mijn onderzoek te kunnen doen, moest ik het dorp leren kennen.

2) distinguir a una persona - onderscheiden
La conocí por su manera de caminar. - Ik onderscheidde haar door haar manier van lopen.

3) saber de una materia determinada - verstand hebben
conocer el arte medieval - verstand hebben van middeleeuwse kunst.

4) tener trato y comunicación con una persona - kennen
Lo conozco desde hace tiempo. - Ik ken hem al lange tijd.

5) experimentar, sentir algo una persona - beleven
Murió sin conocer el amor. - Hij stief zonder de liefde te hebben gekend.

6) formar una idea sobre la personalidad de alguien - kennen
Lo conozco bastante bien. - Ik ken hem best goed.

7) tener relaciones sexuales - geslachtsgemeenschappen hebben
Es virgen, no ha conocido varón. - Ze is maagd, ze heeft geen gemeenschap gehad met een man.
uitdrukking dar a conocer
uitdrukking darse a conocer

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
conocer (ww.) kennen (ww.) ; op de hoogte zijn (ww.) ; weten (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `conocer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: comprender
ES: entender
ES: estar al tanto
ES: introducirse
ES: presentarse
ES: saber
ES: saludar