Vertalingen aim EN>NL
1 (usually withat, ~for) to point or direct something at; to try to hit or reach etc: “He picked up the rifle and aimed it at the target.”richten2 (withto, ~at) to plan, intend or to have as one's purpose: “He aims at finishing tomorrow”beogen1 the act of or skill at aiming: “His aim is excellent.”het mikken2 what a person intends to do: “My aim is to become prime minister.”doel'aimless (Bijvoeglijk naamwoord)without purpose: “an aimless life.”doelloos'aimlessly (Bijwoord)doelloos'aimlessness (Zelfstandig naamwoord)doelloosheidtake aimto aim: “He took aim at the target.”mikken© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to aim | voornemen (ww.) ; richten (ww.) ; moedwil (ww.) ; mikpunt (ww.) ; mikken (ww.) ; intentie (ww.) ; in een bep. richting plaatsen (ww.) ; doelwit (ww.) ; doel (ww.) |
AIM (Afkorting) | in zuur onoplosbare stof ; door lawine opgewekte migratie ; American Indian Movement ; AIM (Afkorting) |
aim | zich beijveren ; zoeken ; zich inspannen ; aanleggen ; wit ; vizierkorrel ; trachten ; ten doel hebben ; streven ; strekking ; rooien ; pogen ; moeite doen ; mikken op ; mikken ; honk ; doelstelling ; beogen ; bedoelen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages; Vlietstra
Voorbeeldzinnen met `aim`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: objective