1 (negativeunsure) having no doubt; certain: “I'm sure that I gave him the book”
zeker

2 unlikely to fail (to do or get something): “He's sure to win”
zeker

3 reliable or trustworthy: “a sure way to cure hiccups”
betrouwbaar
(especially American) certainly; of course: “Sure I'll help you!”
zeker

'surely (Bijwoord)

1 used in questions, exclamations etc to indicate what the speaker considers probable: “Surely she's finished her work by now!”
zeker

2 without doubt, hesitation, mistake or failure: “Slowly but surely we're achieving our aim.”
zeker

3 (in answers) certainly; of course: “'May I come with you?' 'Surely!'”
zeker

'sureness (Zelfstandig naamwoord)

zekerheid

'sure-'footed (Bijvoeglijk naamwoord)

not likely to slip or stumble: “Goats are sure-footed animals.”
stevig op de benen

as sure as

used in various phrases that mean 'without fail' or 'without doubt': “As sure as fate / anything / eggs are eggs, he'll be late again.”
zo zeker als

be sure to

don't fail to: “Be sure to switch off the television.”
niet vergeten

be/feel sure of oneself

to be confident.
heel gelukkig zijn

for sure

definitely or certainly: “We don't know for sure that he's dead.”
zeker

make sure

to act so that, or check that, something is certain or sure: “Arrive early at the cinema to make sure of (getting) a seat!”
ervoor zorgen

sure enough

in fact, as was expected: “I thought she'd be angry, and sure enough she was.”
inderdaad
© K Dictionaries Ltd.

the sure	de geheid (v)
sure	reëel ; pertinent ; ronduit ; stellig ; ten enenmale ; vast en zeker ; vaststaand ; volstrekt ; voorzeker ; waar ; waarachtig ; waarlijk ; warempel ; welzeker ; werkelijk ; zeker ; onweerlegbaar ; onvoorwaardelijk ; ongetwijfeld ; metterdaad ; ja ; heus ; gewis ; effectief ; echt ; beslist ; absoluut
SURE (Afkorting)	SURE (Afkorting)
sure	vast ; wis ; verzekerd ; veilig

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages




EN: assured
EN: certain
EN: confident
EN: convinced
EN: definite
EN: firm
EN: in no doubt
EN: positive
EN: secure

EN: be sure NL: er zeker van zijn
EN: to be sure NL: weliswaar NL: nog wel
EN: well, I'm sure! well to be sure! NL: nee, nou zullen we het krijgen, zeg
EN: I'm sure I didn't mean to NL: het was heus mijn bedoeling niet om
EN: be sure to NL: denk eraan dat je
EN: feel sure NL: ervan overtuigd zijn
EN: he is sure to come NL: hij komt zeker
EN: for sure NL: zeker
EN: make sure NL: zich overtuigen NL: niet vergeten, eraan denken NL: nagaan of het werkelijk zo is
EN: make sure of NL: zich verzekeren van
EN: as sure as eggs is eggs NL: zo zeker als 2 X 2 vier is
EN: sure enough NL: zeker NL: nou en of