1 to bring (the foot) down with force (on the ground): “He stamped his foot with rage”
stampen

2 to print or mark on to: “He stamped the date at the top of his letter”
stempelen

3 to stick a postage stamp on (a letter etc): “I've addressed the envelope but haven't stamped it.”
een postzegel plakken op

1 an act of stamping the foot: “'Give it to me!' she shouted with a stamp of her foot.”
stamp

2 the instrument used to stamp a design etc on a surface: “He marked the date on the bill with a rubber date-stamp.”
stempel

3 a postage stamp: “He stuck the stamps on the parcel”
postzegel

4 a design etc made by stamping: “All the goods bore the manufacturer's stamp.”
merk

stamp out

1 to put out or extinguish (a fire) by stamping on it: “She stamped out the remains of the fire.”
uittrappen

2 to crush (a rebellion etc).
onderdrukken
© K Dictionaries Ltd.

to stamp	stempel (ww.) ; beporten (ww.) ; bezegelen (ww.) ; frankeren (ww.) ; inktstempel (ww.) ; keur (ww.) ; kwaliteitsmerk (ww.) ; plakzegel (ww.) ; postzegel (ww.) ; stampen (ww.) ; afstempelen (ww.) ; stempel opdrukken (ww.) ; stempel zetten (ww.) ; stempelen (ww.) ; trappelen (ww.) ; van zegel voorzien (ww.) ; waarborg (ww.) ; waarmerk (ww.) ; zegel (ww.)
stamp	merk ; afdrukken ; een mater maken ; frankeerzegel ; frankeren ; inslaan van pers ; kenmerk ; materen ; matrijsklem ; aanmunten ; muntstempel ; opschrift ; slaan ; stempel ; stempelen ; visum ; zegel ; zijn stempel drukken op

Bronnen: interglot; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages; Autowoordenboek




EN: imprint
EN: mark
EN: print
EN: revenue-stamp

Let op; `stamp` wordt wel in UK-Engels gebruikt maar niet of zelden in US-Engels. In UK-Engels gebruikt men `stamp`

EN: bear the stamp NL: het stempel dragen (figuurlijk)
EN: set one's stamp (up)on NL: zijn stempel drukken op
EN: stamp flat NL: plattrappen
EN: stamp out NL: uittrappen NL: vernietigen, verdelgen NL: uitroeien
EN: stamped paper NL: gezegeld papier