1. MWB
  2. Vertalen
  3. sparkle (EN>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • sparkle > DE • sparkle > ES • sparkle > FR
Vertalingen sparkle EN>NL

1 an effect like that made by little sparks: “There was a sudden sparkle as her diamond ring caught the light.”
fonkeling

2 liveliness or brightness: “She has lots of sparkle.”
levendigheid

1 to glitter, as if throwing off tiny sparks: “The snow sparkled in the sunlight.”
fonkelen

2 to be lively or witty: “She really sparkled at that party.”
sprankelen

'sparkling (Bijvoeglijk naamwoord)

1 (of wines) giving off bubbles of gas.
moussrend

2 lively: “sparkling humour/wit.”
sprankelend
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to sparkle kralen (ww.) ; vonken schieten (ww.) ; vonken (ww.) ; vonk (ww.) ; twinkelen (ww.) ; tintelen (ww.) ; stralen (ww.) ; sprankjes (ww.) ; sprankelen (ww.) ; schittering (ww.) ; schitteren (ww.) ; schijnen (ww.) ; restjes (ww.) ; parelen (ww.) ; opbruisen (ww.) ; mousseren (ww.) ; glitter (ww.) ; glinstering (ww.) ; glinsteren (ww.) ; glimmen (ww.) ; glanzen (ww.) ; gefonkel (ww.) ; geflikker (ww.) ; fonkeling (ww.) ; fonkelen (ww.) ; flonkering (ww.) ; flonkeren (ww.) ; flikkering (ww.) ; flikkeren (ww.) ; flakkering (ww.)
the sparkle flakker (znw.) ; de schijn (m)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `sparkle`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: flash
EN: flicker
EN: gleam
EN: glisten
EN: glitter
EN: pearl
EN: shine
EN: spangle
EN: spark
EN: twinkle