Vertalingen road EN>NL
1 a strip of ground usually with a hard level surface for people, vehicles etc to travel on: “This road takes you past the school”weg2 (often abbreviated toRdwhen written) used in the names of roads or streets: “His address is 24 School Road.”-weg3 a route; the correct road(s) to follow in order to arrive somewhere: “We'd better look at the map because I'm not sure of the road.”weg4 a way that leads to something: “the road to peace”weg'roadblock (Zelfstandig naamwoord)a barrier put across a road (eg by the police) in order to stop or slow down traffic: “to set up a roadblock.”wegversperringroad mapa map showing the roads of (part of) a country.wegenkaart'roadside (Zelfstandig naamwoord)the ground beside a road: “flowers growing by the roadside”kant van de weg'roadway (Zelfstandig naamwoord)the part of a road on which cars etc travel: “Don't walk on the roadway.”rijweg'roadworks (noun plural)the building or repairing of a road: “The traffic was held up by the roadworks.”wegwerkzaamheden'roadworthy (Bijvoeglijk naamwoord)good enough or safe to be used on the road: “Is this car roadworthy?”wegveilig'roadworthiness (Zelfstandig naamwoord)wegveiligheidby roadin a lorry, car etc: “We'll send the furniture by road rather than by rail”per auto© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
the road | de baan (m) ; de straat (v) ; de straatweg (m) ; de weg (m) ; het weggetje |
ROAD (Afkorting) | ROAD (Afkorting) |
road | bergweg ; route ; sleeppad ; uitsleepweg ; weg |
Bronnen: Wakefield genealogy pages; Engoi Woordenschatoefeningen; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `road`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: avenueEN: boulevardEN: highwayEN: laneEN: roundEN: streetEN: thoroughfareAlternatieve spelling of gebruik
| Let op; In het UK-Engels en het US-Engels worden verschillende woorden gebruikt. In UK-Engels gebruikt men `road ` In US-Engels gebruikt men `pavement` |
Uitdrukkingen en gezegdes
EN: rede=in the (one's)
road
NL: in de wegEN: get out of the (one's)
road
NL: uit de weg gaanEN: on the
road
NL: op, bij de weg NL: op weg NL: op de baanEN: one for the
road
NL: afzakkertjeEN: give a person the
road
NL: iemand laten passerenEN: take the
road of
NL: voorrang hebben bovenEN: take to the
road
NL: (hist.) struikrover worden