1 to put forward (a gift, suggestion etc) for acceptance or refusal: “She offered the man a cup of tea”
aanbieden

2 to say that one is willing: “He offered to help.”
aanbieden

1 an act of offering: “an offer of help.”
aanbod

2 an offering of money as the price of something: “They made an offer of $50,000 for the house.”
bod

'offering (Zelfstandig naamwoord)

1 a gift: “a birthday offering.”
gift

2 money given during a religious service: “a church offering.”
gave

on offer

for sale, often cheaply: “That shop has chairs on offer at $20 each.”
te koop
© K Dictionaries Ltd.

to offer	presenteren (ww.) ; cadeau geven (ww.) ; geven (ww.) ; indienen (ww.) ; koopje (ww.) ; laten zien (ww.) ; motie (ww.) ; offerte (ww.) ; offreren (ww.) ; overgeven (ww.) ; overhandigen (ww.) ; overhandiging (ww.) ; cadeau doen (ww.) ; prijsopgave (ww.) ; propositie (ww.) ; schenken (ww.) ; toesteken (ww.) ; toezeggen (ww.) ; tonen (ww.) ; uitloven (ww.) ; vertonen (ww.) ; voorstel (ww.) ; voorstel doen (ww.) ; bieden (ww.) ; beloven (ww.) ; afgeven (ww.) ; aanreiken (ww.) ; aangeven (ww.) ; aanbod (ww.) ; aanbieding (ww.) ; aanbieden (ww.)
the offer	het bod
offer	aanzoek ; aanbod ; bied ; huwelijksaanzoek ; offeren ; offerte ; opofferen ; pollicitatie ; spelen ; te koop aanbieden ; voordragen ; voorslaan ; voorslag ; voorstellen

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; MWB




EN: bestow
EN: contribute
EN: donate
EN: extend
EN: give
EN: grant
EN: hold out
EN: present
EN: proffer
EN: proposal

EN: offer up NL: offeren NL: z. aandienen. huwelijksaanzoek doen NL: aanstalten maken
EN: he offered to strike NL: hij was van plan te slaan
EN: the first chance that offers NL: de eerste gelegenheid die z. voordoet
EN: I'll offer to go if... NL: ik wil wel gaan als...
EN: be on offer NL: aangeboden worden