1 a sound: “I heard a strange noise outside”
geluid

2 an unpleasantly loud sound: “I hate noise.”
lawaai

'noiseless (Bijvoeglijk naamwoord)

without any sound: “noiseless footsteps.”
geruisloos

'noiselessly (Bijwoord)

geruisloos

'noisy (Bijvoeglijk naamwoord)

making a loud noise: “noisy children”
lawaaierig

'noisily (Bijwoord)

lawaaierig
© K Dictionaries Ltd.

the noise	het spektakel ; het pandemonium ; het leven ; het lawaai ; de herrie (v) ; het geluid ; het gedruis
noise	ruisstoring ; storend geluid ; stoorsignaal ; stoorpuls ; rumoer ; ballast ; ruisen ; ruis ; ophef ; onzekerheid ; lawaai ; geruis ; geluidsoverlast ; geluidhinder ; geluidbelasting ; geluid in de zin van lawaai ; geluid

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Annex31; Download IATE, European Union, 2017.; Vlietstra; MWB; Autowoordenboek




EN: boom
EN: clamour
EN: clap
EN: clatter
EN: commotion
EN: crack
EN: crash
EN: din
EN: disturbance
EN: echo

EN: he made a noise about it NL: hij maakte er veel drukte over
EN: made a noise NL: verwekte sensatie
EN: he's a big noise NL: (spreektaal) hij is een belangrijk personage
EN: noise abroad NL: (iets) publiek maken
EN: it is noiseed abroad that NL: het gerucht doet de ronde dat ...