1 a master; a man or animal that has power over others or over an area: “The lion is lord of the jungle.”
heer

2 (with capital when used in titles) in the United Kingdom etc a nobleman or man of rank.
lord

3 (with capital) in the United Kingdom, used as part of several official titles: “the Lord Mayor.”
voornaam, hooghartig

'lordly (Bijvoeglijk naamwoord)

grand or proud: “a lordly attitude.”
van een lord, voornaam, vorstelijk; hooghartig

'lordliness (Zelfstandig naamwoord)

voornaamheid, hooghartigheid

'Lordship (Zelfstandig naamwoord)

(withHis, ~Youretc) a word used in speaking to, or about, a man with the title 'Lord' and also certain judges who do not have this title: “Thank you, Your Lordship.”
edele heer

the Lord

God; Christ.
de Heer

lord it over

to act like a lord or master towards: “Don't think you can lord it over us.”
de baas spelen over
© K Dictionaries Ltd.

the lord	de God (m) ; de schepper (m) ; de meester (m) ; de machthebber (m) ; de landsheer (m) ; de landheer (m) ; Jezus-Christus (znw.) ; Jezus (znw.) ; Here (znw.) ; de heerser (m) ; de heer (m) ; de gebieder (m) ; de Christus (m) ; de bevelhebber (m) ; de beheerser (m) ; de baas (m)
lord	soeverein ; jeetje ; heerschap ; mijnheer ; meneer ; lord

Bronnen: interglot; Wikipedia; Wakefield genealogy pages




EN: Christ

EN: the Lord (God) NL: (God) de Heer
EN: the Lord's day NL: zondag
EN: the Day of the Lord NL: de Dag van het Laatste Oordeel
EN: the Lord's prayer NL: het Onze Vader
EN: the Lord' Supper NL: het Avondmaal
EN: House of Lords NL: Hogerhuis
EN: lords spiritual (temporal) NL: geestelijke (wereldlijke) leden van het Hogerhuis
EN: lord of the Manor NL: ambachtsheer
EN: mylord NL: aanspreektitel voor bep. personen
EN: drunk as a lord NL: dronken als een kanon
EN: swear like a lord NL: vloeken als een ketter
EN: live like a lord NL: royaal leven