Vertaal
Naar andere talen: • break > DEbreak > ESbreak > FR
Vertalingen break EN>NL

1 to divide into two or more parts (by force).
breken

2 (usually withoff/away) to separate (a part) from the whole (by force).
afbreken

3 to make or become unusable.
kapot maken, kapot gaan

4 to go against, or not act according to (the law etc): “He broke his appointment at the last minute.”
breken

5 to do better than (a sporting etc record).
breken

6 to interrupt: “She broke her journey in London.”
onderbreken

7 to put an end to: “He broke the silence.”
verbreken

8 to make or become known: “They gently broke the news of his death to his wife.”
bekendmaken, bekend raken

9 (of a boy's voice) to fall in pitch.
breken

10 to soften the effect of (a fall, the force of the wind etc).
breken

11 to begin: “The storm broke before they reached shelter.”
aanbreken, losbreken

1 a pause: “a break in the conversation.”
onderbreking

2 a change: “a break in the weather.”
ommekeer

3 an opening.
open plek

4 a chance or piece of (good or bad) luck: “This is your big break.”
kans

'breakable (Bijvoeglijk naamwoord)

(negativeunbreakable) likely to break: “breakable toys.”
breekbaar
(usually in plural) something likely to break.
iets breekbaars

'breakage (Zelfstandig naamwoord)

the act of breaking, or its result(s).
breuk

'breaker (Zelfstandig naamwoord)

a (large) wave which breaks on rocks or the beach.
breker

'breakdown (Zelfstandig naamwoord)

1 (oftennervous breakdown) a mental collapse.
instorting

2 a mechanical failure causing a stop: “The car has had another breakdown. See also break down.”
defect

break-in

break in(to)

'breakneck (Bijvoeglijk naamwoord)

(usually of speed) dangerous: “He drove at breakneck speed.”
halsbrekend

breakout

break out

'breakthrough (Zelfstandig naamwoord)

a sudden solution of a problem leading to further advances, especially in science.
doorbraak

'breakwater (Zelfstandig naamwoord)

a barrier to break the force of the waves.
golfbreker

break away

to escape from control: “The dog broke away from its owner.”
zich losrukken

break down

1 to use force on (a door etc) to cause it to open.
rammen

2 to stop working properly: “My car has broken down.”
defect raken

3 to fail: “The talks have broken down.”
mislukken

4 to be overcome with emotion: “She broke down and wept.”
instorten

break in(to)

1 to enter (a house etc) by force or unexpectedly (noun'break-in: “The Smiths have had two break-ins recently).”
inbreken

2 to interrupt (someone's conversation etc).
onderbreken

break loose

to escape from control: “The dog has broken loose.”
ontsnappen

break off

to stop: “She broke off in the middle of a sentence.”
afbreken

break out

1 to appear or happen suddenly: “War has broken out.”
uitbreken

2 to escape (from prison, restrictions etc): “A prisoner has broken out (noun'breakout).”
uitbreken

break out in

to (suddenly) become covered in a rash, in sweat etc: “I'm allergic to strawberries. They make me break out in a rash.”
uitbreken

break the ice

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to break zich misdragen (ww.) ; afbreken (ww.) ; breken (ww.) ; ingooien (ww.) ; inslaan (ww.) ; kapot maken (ww.) ; kapotbreken (ww.) ; kapotgaan (ww.) ; kapotmaken (ww.) ; kapotslaan (ww.) ; knakken (ww.) ; licht worden (ww.) ; lichten (ww.) ; mollen (ww.) ; moeren (ww.) ; verbreken (ww.) ; stukslaan (ww.) ; stukgaan (ww.) ; stukbreken (ww.) ; slechten (ww.) ; scheiden (ww.) ; ontmengen (ww.) ; onklaar raken (ww.) ; onderbreken (ww.)
the breakde middagpauze ; de ontsnapping (v) ; de ontvluchting (v) ; de pauze ; de rust ; de rustpauze ; rustpoos (znw.) ; de rusttijd (m) ; de schafttijd (m) ; het schaftuur ; de scheiding ; het speelkwartier ; de tussenpoos ; de uitbraak ; uitbreken (znw.) ; de lunchpauze ; de lunch (m) ; de fractuur (v) ; de breuk
break losbreken ; afbreken van toevoer ; koppelteken ; knikpunt ; knik ; knappen ; inspringende regel ; inbreken ; dresseren ; doorbreken ; breuk ; breken van golven ; breken ; beschadigen ; alinea ; africhten ; afbrekingsteken ; afbrekingsstreepje ; aanbreken ; scheuren ; verbreking ; uitraken ; trait d'union ; tot gehoorzaamheid dwingen ; temmen ; stopstreep ; stationwagen ; scheurvorming ; onderbreking ; schenden ; scheidingslijn ; scheiden] ; rusttijd ; recreatie ; pauze tijdens het werk ; pauze ; onderbreking in de zin van breuk
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; KDE opensourcesoftware; Vlietstra; Autowoordenboek; Download IATE, European Union, 2017.; TU-Delft-Hydraulic-Engineering-Glossary; A.M.T.S.; Diving dictionary; Trueterm; kde.nl/node/386


Voorbeeldzinnen met `break`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: be in breach of
EN: breach
EN: breakage
EN: breather
EN: commit a breach
EN: contravene
EN: crack
EN: disobey
EN: disregard
EN: disruption

Alternatieve spelling of gebruik
Let op; In het UK-Engels en het US-Engels worden verschillende woorden gebruikt.
In UK-Engels gebruikt men `break `
In US-Engels gebruikt men `recess`
Uitdrukkingen en gezegdes
EN: break a bottle NL: een fles (drank) openmaken
EN: break ground NL: grond scheuren NL: baanbrekend werk doen
EN: break the news NL: 't nieuws voorzichtig mededelen
EN: break the law NL: de wet overtreden
EN: break a horse NL: een paard africhten
EN: the quarry broke cover(t) NL: het wild kwam uit zijn schuilplaats
EN: break surface NL: aan de oppervlakte komen
EN: break a person's head NL: iemand een gat in het hoofd slaan
EN: the weather broke NL: het weer sloeg om
EN: the line broke NL: de linie hield geen stand (militair)
EN: the ball breaks NL: de bal heeft effect (sp.)
EN: break free NL: z. losrukken
EN: break down NL: bezwijken NL: defect raken NL: vast komen te zitten
EN: break into NL: inbreken (in) NL: aanbreken, aanspreken (geld)
EN: break out a flag NL: vlag hijsen
EN: the meeting broke up NL: