Vertaal
Naar andere talen: • trim > DEtrim > EStrim > FR
Vertalingen trim EN>NL

1 to cut the edges or ends of (something) in order to make it shorter and/or neat: “He's trimming the hedge”
bijknippen

2 to decorate (a dress, hat etc, usually round the edges): “She trimmed the sleeves with lace.”
versieren

3 to arrange (the sails of a boat etc) suitably for the weather conditions.
zeilklaar maken
a haircut: “She went to the hairdresser's for a trim.”
het bijknippen
neat and tidy: “a trim appearance.”
netjes

'trimly (Bijwoord)

netjes

'trimness (Zelfstandig naamwoord)

netheid

'trimming (Zelfstandig naamwoord)

1 something added as a decoration: “lace trimming.”
garneersel

2 (usually in plural) a piece cut off; an end or edge.
snoeisel

in (good) trim

in good condition: “Her figure's in good trim after all those exercises.”
in (goede) vorm
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to trim knippen (ww.) ; omboorden (ww.) ; nasnijden (ww.) ; minimaliseren (ww.) ; minder maken (ww.) ; kortwieken (ww.) ; korter maken (ww.) ; korten (ww.) ; kort maken (ww.) ; kort knippen (ww.) ; omzoming (ww.) ; inkorten (ww.) ; haar kort laten knippen (ww.) ; garneren (ww.) ; galon (ww.) ; een beetje knippen (ww.) ; bramen (ww.) ; boordsel (ww.) ; bijwerken (ww.) ; schotels garneren (ww.) ; zich mooi maken (ww.) ; versieren (ww.) ; verluchten (ww.) ; verkorten (ww.) ; verfraaien (ww.) ; trimmen (ww.) ; tooien (ww.) ; snoeien (ww.) ; bijstellen (ww.) ; scheren (ww.) ; passement (ww.) ; optuigen (ww.) ; opsmukken (ww.) ; opsieren (ww.) ; opschikken (ww.) ; opmaken (ww.) ; oplegsel (ww.) ; bijknippen (ww.) ; besnoeien (ww.) ; beslaan (ww.) ; afwerken (ww.) ; afregelen (ww.) ; afbramen (ww.)
TRIM (Afkorting) TRIM (Afkorting)
trim het papier snoeien ; afmaken van een grondwerk ; het overtollige wegnemen ; garnering ; bijregelen van apparaat ; bijpunten ; beschot ; bekleding van interieur ; bekleding ; bekleden met een voering ; afzetten ; afwerking ; afwerken in de zin van 'afmaken van werk' ; afvalhout bij vellen van bomen ; afgesnoeide papierranden ; houtwerk ; lijstwerk ; ontsnavelen ; opknappen ; passementwerk ; richel ; sierlijst ; sierstrip ; stofferen ; trim ; trimligging ; trimmen ; uitmonsteren ; uitvoering in de zin van aankleding
Bronnen: Vlietstra; interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; TU-Delft-Hydraulic-Engineering-Glossary; Autowoordenboek; MWB


Voorbeeldzinnen met `trim`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: cut
EN: cut and blow
EN: restyling
EN: short back and sides

Uitdrukkingen en gezegdes
EN: trim the fire NL: vuur oppoken
EN: trim a man's jacket NL: iemand afranselen
EN: trim in NL: inpassen
EN: trim out NL: uitdossen
EN: trim to NL: z. voegen naar (bijv. omstandigheden)
EN: trim up NL: opdirken
EN: in (out of) trim NL: in goede (slechte) toestand NL: goed (slecht) gestuwd
EN: in trim NL: in goede conditie
EN: get the room into trim NL: maak de kamer in orde
EN: they were in fighting trim NL: